Gedichten, liederen, meditaties voor jong en oud van Ina van der Welle-Boersma

Reisje naar Monoko de vliegende hond

Reisje naar Monoko, de vliegende hond

Ver boven de wolken in de mooie blauwe lucht heeft Monoko, de vogelhond het druk in zijn kasteel.
De stralen van de sterren zijn naar huis gegaan en de rode morgenzon begroet hem met een glimlach. “Hallo Monoko”, zegt Alex de rode morgenzon, “heb je lekker geslapen of was Joris je weer aan het plagen?”. Joris één van de grotere sterren komt soms heel dicht bij en schiet dan een lichtstraal door de kamer waar Monoko slaapt. Dan is Monoko gelijk wakker en kan niet meer slapen.
“Nee hoor”, zegt Monoko “Ik heb vannacht heerlijk geslapen en ben benieuwd wat de dag mij te vertellen heeft.” Alex lacht en draait zich om, hij gaat verder wandelen op het paadje van de eeuwige liefde.
Het is nog vroeg als Jaap met een schreeuw wakker wordt. Josje zijn tweelingzus hoort het en weet dat Jaap weer een droom gehad heeft. Jaap droomt vaak, meestal weet hij niet meer wat hij gedroomd heeft, soms kan hij het vertellen en dan komen er de mooiste verhalen.
In het bos lopen Jaap en Josje op zoek naar takken en stammetjes om een hut te maken. Ze hoeven niet ver te zoeken want de boswachter heeft een paar bomen gekapt en de takken er af gehaald. IJverig zijn ze aan het werk als ze ineens een trap in de boom zien. Waarom zou die er neergezet zijn? “Even klimmen, misschien kunnen wij heel ver kijken” zegt Jaap “Kom maar Josje, het is hier heel mooi.”
Josje klimt naar boven en samen kijken ze over het bos. “Kijk daar vliegt een houtduif en daar ….” zegt Jaap, “zie ik een vreemde vogel.” Josje kijkt in de richting van een glimmende wolk. Ja nu ziet zij het ook. “Nee joch, het is een hond, zijn lijf is veel te groot voor een vogel”. “Dat kan niet” zegt Jaap, “Een hond in de lucht, haha met vleugels zeker”. Josje kan haar ogen er niet vanaf houden.
De vogelhond komt steeds dichterbij tot hij bovenop de ladder landt. “Hoi” zegt hij, “Wie zijn jullie?”
“Dat kan ik beter aan jou vragen” zegt Jaap, “wie ben jij en waar kom je zo ineens vandaan?” “Oké” zegt Monoko, “ik ben Monoko en ik woon hier niet zover vandaan, boven die wolk daarginds, zie je die grote wolk, daar staat mijn kasteel. Gaan jullie met me mee dan kun je zien hoe mooi het daar is.”
Jaap en Josje kijken elkaar aan. “Oké, we doen het maar hoe komen we daar?”
Daar heeft Monoko wel een oplossing voor. Hij heeft altijd gouden snoepjes bij zich, als je die eet krijg je gouden vleugels. Monoko geeft ze elk een gouden snoepje en daar vliegen Jaap en Josje, achter Monoko aan naar het kasteel boven de wolken.
Als ze daar aankomen mogen ze alles bekijken, en wat is er veel te zien! Grote roze paarden in de stal naast het kasteel en mooie robots die alles doen wat je wilt . “Probeer maar” zegt Monoko, “ zeg maar wat robot Lisse moet doen en hij doet het”. “Ik weet iets wat Lisse voor mij moet doen”, zegt Jaap, “hij moet er voor zorgen dat ik alles al weet wat ik op school moet leren”. De robot kijkt hem aan en vraagt of hij dat echt wil, dan wordt het wel saai hoor als je alles al weet.
De robot doet een lampje in zijn buik aan en er straalt een lichtbundel naar Jaap. “Zo” zegt hij, “nu hoef je nooit meer naar school, nu weet je alles”. Josje wil ook wel een wens doen “Ik wil”, zegt ze “dat ik ook zo’n mooi kasteel heb.” Robot Lisse kijkt naar Monoko, mag dat wel, hij kan het wel aan haar geven maar vindt Monoko dat wel leuk? Monoko zegt: “Nee Josje dat doen we niet, ik woon hier en hier mogen geen andere kastelen bij komen dan wordt het veel te druk.” Josje zegt: “Geef mij dan maar een vliegende stoel”. Het volgend moment zit Josje op een vliegende stoel en vliegt het kasteel uit. Maar na een paar minuten komt ze met een plof weer het kasteel binnen vliegen. “Pff”, zegt Josje “ik vond het best wel eng.” Ze heeft er genoeg van en wil liever weer naar het bos om verder te spelen.
Monoko heeft inmiddels Lisse weggestuurd. “Gaan jullie eerst mijn kasteel nog verder bekijken?”, vraagt hij. Jaap is enthousiast maar Josje wil liever hier weg, weg van dit luchtkasteel, weg van die rare vogel en weg van robot Lisse.
Josje sjokt achter Monoko en Jaap aan want wat moet ze anders? Wegvliegen? Maar ze weet niet welke kant ze op moet. Misschien vertelt Monoko straks wel hoe ze weer in het bos kunnen komen en hoe ze die rare vleugels weer kwijt raken.
Als ze bij de grote zaal komen vertelt Monoko mooie verhalen en hoe ze het kasteel gebouwd hebben. Jaap denkt misschien kan ik ook wel een keer zoiets bouwen.
Na een poosje zegt Monoko: “Willen jullie weer terug naar het mooie bos?” Ja, want ze moeten straks eten en dan moeten ze thuis zijn. Monoko roep robot Lisse en fluistert hem iets in zijn neus. Robot Lisse hoort de geluiden met zijn neus want hij heeft geen oren zoals mensen. Robot Lisse rent weg en komt snel weer terug. Hij heeft twee hele mooie stokken onder zijn arm. Monoko pakt ze van hem aan. “Alsjeblief, jullie krijgen een mooie toverstok voor als je nog eens bij ons wilt komen. Je hoeft alleen maar Monoko te roepen en dan krijg je weer nieuwe vleugels want straks in het bos wordt alles weer zoals het was”.
Samen vliegen ze met Monoko terug naar het bos. “Dag” zegt Monoko, “komen jullie nog een keer terug?” Ja hoor roepen Jaap en Josje in koor.
Het is inmiddels laat geworden. Als ze naar huis gaan zeggen ze, het was wel leuk, zullen we er nog vaker heen gaan?