Gedichten, liederen, meditaties voor jong en oud van Ina van der Welle-Boersma

Abba ontmoet Johannes (3e verhaal over goede vrijdag/ pasen)

Abba ontmoet Johannes

De sabbat is zoals altijd volgens de wetten van Jahwe in rust gevierd. Het eten was door Jedida al klaargemaakt en ook de dieren hadden genoeg voedsel. Noach heeft zijn zusje de Thora voorgelezen, al begrijpt zij er nog niets van. Maar abba zegt, je moet er zo vroeg mogelijk mee beginnen.
Abba zit stil in een hoekje en zo te zien denkt hij aan wat er gebeurd is want als Noach hem iets vraag antwoordt hij niet. Mama zegt: “laat maar Noach, abba heeft verdriet omdat ze Jesoea gekruisigd hebben. Hij heeft gehoord dat zijn vrienden hem gisteravond begraven hebben in de het graf dat Josef voor zichzelf gemaakt had. Josef schijnt ook een volgeling van Jesoea geweest te zijn evenals Nicodemus. Die was het helemaal niet eens met het sanhedrin maar hij durfde dat niet te zeggen. De mensen zeggen dat hij soms naar de profeet ging om naar hem te luisteren maar altijd in het geheim.
Als de sabbat voorbij is volgt nog een week lang feest.
Vanmorgen zitten ze samen aan de maaltijd als abba zegt: “Ik ga straks nog even weg”. Niemand durft te vragen waarheen maar Jedida denkt dat hij wil kijken waar ze Jesoea begraven hebben.
Er wordt deze week niet veel gewerkt vanwege het Pesachfeest, maar ze mogen wel meer wandelen dan op sabbat. Noach gaat zoals elke morgen de dieren eten geven.
De zon begint al warm te worden als Jadon thuis komt. Jedida kijkt hem onderzoekend aan. “Waar ben je geweest”, vraagt ze. “Ik ben naar het nieuwe graf van Josef van de hoge raad, je weet wel die rijke man, die uit Arimathea komt, geweest. Hij heeft een graf voor zichzelf in de rotsen gemaakt, bijna iedereen weet waar dat is. “Ik ben er geweest, maar er lag niemand in dat graf, toen ik in Jeruzalem er naar vroeg zeiden de mensen dat zijn volgelingen hem er weggehaald hadden, vind je dat niet vreemd?”. Later kwam ik een paar volgelingen van hem tegen en vroeg ze wat er aan de hand was. De volgelingen vertelden een heel ander verhaal. Ze vertelden dat ze hem nooit konden stelen omdat er soldaten bij het graf stonden. Jesoea had namelijk gezegd dat hij na drie dagen weer uit het graf zou komen dat Jahweh hem er uit zou halen. “Natuurlijk is dat wel een beetje vreemd maar het zou wel kunnen want hij heeft ook zelf mensen uit de dood terug gebracht, denk maar aan Lazarus, weer toen een heel gedoe over geweest is”.
“Volgens zijn volgelingen, ging Maria uit Magdala, je weet wel waar die boze geesten in woonden en die Jesoea er uit gedreven heeft, naar het graf en heeft met haar eigen ogen hem gezien en zelfs gesproken. Zou ze dat allemaal liegen om de mensen te laten geloven dat hij een profeet was?” “Dat geloof ik nu weer niet”.
Die dag krijgt Jadon geen gelegenheid meer om Maria te zoeken maar het blijft wel steeds in zijn hoofd dat hij er toch meer van wil weten.
Het Pesachfeest loopt naar het einde, morgen is de laatste dag dan moeten ze weer samen komen.
In de synagoge is het druk, drukker dan anders. De mensen verwachten dat tijdens de samenkomst nog wel gesproken gaat worden over de afgelopen dagen en dat tegen de mensen gezegd zal worden dat er veel dingen verteld worden die niet waar zijn, zoals het vluchten van de soldaten bij het graf van die afvallige die gekruisigd is.
Er wordt niet veel over gesproken, de rabbijn zegt alleen maar dat de mensen niet in leugens moeten geloven. Ja, denkt Jadon, dat klopt, maar wie liegt er nu?
Als het feest voorbij is en Jadon naar zijn olijfbomen gaat om te kijken of hij ze nog moet snoeien, komt hij één van de volgelingen van Jesoea tegen. Hij heeft hem wel vaker gezien, hij heet Johannes ze noemen hem altijd de vriendelijke. Hij is arts en wil de mensen altijd helpen. Jadon gaat naar Johannes en vraagt hem wat er waar is van het verdwijnen van het lichaam van Jesoea.
Jadon is lang in gesprek met Johannes en Johannes vraagt hem of hij Maria van Magdala misschien wil ontmoeten want die heeft Jesoea met eigen ogen gezien en ook gesproken.
“Nee”, zegt Jadon, “ik geloof je wel en misschien kom ik zelf Jesoea ook nog wel tegen”.
Johannes nodigt Jadon uit om een keer bij hen te komen als ze samen komen want dan kan hij de andere volgelingen ook spreken.
Jadon belooft dat te doen en neemt afscheid van hem. Als hij thuis komt vraagt Jedida of hij het druk gehad heeft.
Die avond als ze bij het vuur zitten vertelt Jadon het hele verhaal aan Jedida, die er stil van wordt. Zou het dan toch allemaal waar zijn?