Gedichten, liederen, meditaties voor jong en oud van Ina van der Welle-Boersma

De avonturen van Bobbie Bibber

 Hallo Jongens en meisjes.
Ik wil jullie iets vertellen over Bobbie Bibber. Bobbie Bibber is een beertje, hij beleeft allemaal avonturen.
Veel leesplezier.

Bobbie Bibber bruinebeer06_large
Hallo, kom je even bij mij op bezoek? Dat vind ik fijn. Hoe heet jij? Wat zeg je Joost? Dat is een mooie naam zeg, maar er zijn natuurlijk nog veel meer mooie namen zoals Jan, Anneke, Sem, Jard, Gerben, Stef en ik kan er nog wel veel meer opnoemen, jij ook vast wel.
Weet je hoe ik heet? Ik heet Bobbie, ze noemen mij Bobbie Bibber. Weet je hoe ik aan de naam Bibber kom? Nee vast niet hè. Ik zal het je wel eens vertellen.
Ik ben een kleine bruine beer. Mijn vader en moeder wonen niet bij mij.
Ik woonde eerst samen met mijn moeder in een hele grote tuin. De grote mensen noemen dat een dierentuin omdat er zoveel dieren wonen.
Toen ik heel klein was, pas geboren , had ik last van mijn mondje. Ik moest drinken bij mijn moeder maar dat lukte niet. De meneer die moest kijken of alles wel goed met mij ging werd ongerust. Ik werd steeds dunner en ze waren bang dat ik dood zou gaan.
Toen heeft een meneer gezegd, ik neem hem wel mee naar huis dan komt hij in een warm bedje te liggen en probeer ik hem wel drinken te geven.
Ik kwam op een dag dus in een heel groot huis. Ze hadden daar nog meer beesten en dat vond ik wel leuk. Een van die beesten noemden ze Bas. Bas zeiden ze jij moet op Bobbie passen. Bas lag in een ding te slapen dat noemden ze en hondenmand. Nou daar wilde ik ook wel in liggen, dat leek mij wel gezellig. Maar zou Bas dat ook gezellig vinden?
Zo Bobbie zei de mevrouw die mij in haar armen nam, wij zullen goed voor je zorgen. Eerst maar eens kijken of wij een mandje voor je hebben, een lekker warm slaapplaatsje. Nou dat vond ik helemaal niet leuk. Want weet je zo alleen in een mandje liggen is toch niet gezellig?
Ik piepte want ik had honger, eens kijken of ze dat begrepen, maar weet je wat ze toen deden, mij geen eten geven hoor maar er kwam een andere meneer en die wilde in mijn mond kijken, nou dat vond ik helemaal niet leuk dat deed pijn. Toen zei die meneer iets heel engs. Hij zei, ja daar moet hij wel aan geopereerd worden maar we zullen hem eerst even een infuus geven. Nou daar begreep ik niks van maar het hoorde wel eng en ik begon dan ook te grommen. Ik dacht blijf van me af je doet me pijn, verder heb ik niks meer gedacht want toen viel ik in slaap want ik was zo moe geworden.
Toen ik wakker werd lag ik in een heel vreemd nest, hoe kwam ik hier nou? En mijn mond deed nog steeds zeer en er waren nog veel meer rare dingen, ik ben maar weer gaan slapen.
Hoe lang ik geslapen heb weet ik niet maar ik hoorde ineens mijn naam roepen. Bobbie, Bobbie wordt eens wakker, ja hè en dan doe je me zeker weer pijn ik doe net of ik niks hoor. Maar dat houd ik niet zo lang vol want mijn maag begint lawaai te maken, zou ik honger hebben?
Na een paar dagen mocht ik weer naar het grote huis. Naar mijn moeder mocht ik niet want ik was nog niet beter. O je weet niet dat ik ziek was? Nou ziek, volgens mij heeft die meneer mij ziek gemaakt. Hij had me meegenomen en ik hoorde later dat hij tegen een ander zei: Dat was een grote bult in zijn bek, geen wonder dat hij niet kon drinken. Hè weet jij wat dat is een bult?
Elke dag ging het een beetje beter en op een dag mocht ik uit een flesje drinken, zo’n flesje waar kleine mensen ook wel uit drinken. Drink jij daar ook nog uit? O wat had ik een honger en het smaakte best goed alleen deed het drinken nog wel een beetje pijn, maar ik ben een beer en die zijn toch flink?
Maar nu weet je nog steeds niet waarom ze mij Bibber noemen hè.
Nou dat vertel ik je de volgende keer. Ik heb zoveel gedronken ik ga nu eerst weer slapen, jij ook. Welterusten tot de volgende keer.

HOE IK AAN MIJN NAAM KOMberenbaby01-1_large

Hallo , zeg wat leuk dat je weer even bij mij komt. Kom elke dag maar even op visite dat vind ik heel gezellig.
Ik zou je nog vertellen waarom ze mij Bibber noemden hè, nou hier komt het dan.
Ik kwam dus uit het dierenziekenhuis, want daar was ik geweest omdat ik een grote bult in mijn bekje had. Toen ik thuis kwam kreeg ik lekker te drinken en ook een tabletje, daarom viel ik zo snel weer in slaap. ’s Nachts werd ik wakker en had het zo koud. Wat wil je ook, eerst lekker tegen je moeder aanliggen en dan ineens in een mandje alleen liggen, dan moet je het toch wel koud krijgen? Ik begon heel zacht te huilen. Ja, echt beertjes kunnen ook huilen hoor. Ik was koud en miste mijn mama.
Bas de hond was ook in het kamertje waar ik sliep. Hij moest zeker op mij passen. Bas vond het denk ik niet leuk dat ik zacht huilde want hij kwam naar mij toe en begon mij te likken. Ik werd helemaal nat, nu kreeg ik het nog kouder. Ik hield op te huilen omdat hij anders maar doorging met likken. Al bibberend ben ik weer in slaap gevallen.
De volgende morgen vroeg kwam de oppasser kijken hoe het met mij ging. Hij riep Elsje moet je eens kijken de haartjes van Bobbie zijn helemaal aan elkaar geplakt. Elsje was de vouw van de oppasser begreep ik. Ze pakte mij op en bekeek mij eens goed. Nou zegt ze het zou me niet verbazen als Bas de schuldige is. Bas? Ja, je hebt gelijk wilde ik zeggen maar ze begrepen mij niet. Ik bibberde in hun handen, ze hebben mij toen een kruikje gegeven en daar werd ik lekker warm van. Net mijn moeder dacht ik, die was ook zo lekker warm.
Zo gingen er dagen voorbij en ik groeide goed. Op een dag zeiden ze, nou Bobbie ik vind dat je nu geen kruikje meer hoeft hoor want je wordt al zo groot. Nou dat vond ik ook, maar ……. Of ik het dan warm genoeg had?
Ik begon al aardig te wennen aan mijn nieuwe omgeving, maar ze zeiden tegen mij, als je groot bent moet je weer naar de dierentuin hoor! Ik weer naar de dierentuin? Nou en Bas dan? Ik vond Bas een gezellige beer, ik kon ook goed met hem spelen.
Ik kreeg dus geen kruik meer en moest mij zelf warm houden. Wat denk je lukte dat? Overdag rende en speelde met Bas, daar werd ik best wel warm van, maar ’s nachts. Ik had het ’s nachts nog steeds koud. Ik probeerde het Bas te vertellen maar die begreep mij niet.
Op een nacht lag ik weer zacht te huilen. Bas kwam naar me toe en keek me aan. Hij zag dat ik lag te bibberen. Zo kon het toch niet doorgaan? Hij pakte mij heel voorzichtig in zijn bek en legde mij in zijn eigen mand neer, toen ging hij zelf ook in de mand liggen. Dat was lekker warm zeg, zo tegen Bas aan, het leek mijn mama wel.
De volgende morgen keek Elsje heel vreemd toen ze ons zo zag liggen. Foei, Bas zei ze wat heb je nu gedaan, het is geen jonge hond, het is een beertje hoor die hoort in zijn eigen mand. Ze pakte mij vast en zette mij weer in mijn eigen mandje. Natuurlijk bleef ik daar niet in want ik hoefde nu toch niet meer te slapen?
Zo ging het een aantal dagen en nachten achter elkaar. Elsje begreep er niets van waarom Bas mij steeds uit mijn eigen mandje haalde. Wilde Bas misschien gezelschap? Vond hij het gezelliger met z’n tweetjes in één mand? Elsje zou ’s nachts wel eens gaan kijken misschien wist ze dan waarom Bas dat steeds deed.
Omdat Bas begreep dat het niet meer mocht liet hij mij de volgende nacht in mijn eigen mandje liggen. Nou ik heb geen oog dicht gedaan. Ik had het toch koud. Bibber de bibber, niet leuk hoor. Elsje kwam inderdaad kijken. Ik had al een hele tijd alleen gelegen. Ze knielde bij mijn mandje neer en zag dat ik alleen lag. Wat bibber je toch, klein beertje, heb je het nu nog steeds koud? Jij bent toch wel een bibberbeer hoor. Nu begrijp ik waarom Bas je in zijn mand legt. Bij hem heb je het lekker warm natuurlijk. Nou voor uit dan maar, je mag weer bij Bas liggen. Maar je bent wel een bibberbeer.
En zo kwam ik dus aan mijn naam. Iedereen noemt mij nu Bobbie Bibber. Of ik het erg vind? Ach, nee hoor ze moeten zelf maar weten hoe ze me noemen, als ze maar goed voor mij zorgen en dat doet Bas zeker.

EEN MOOIE GELE BAL zon

En heb je vandaag leuk gespeeld, je bent er zeker helemaal moe van. Nou dat ben ik ook hoor maar voordat ik ga slapen zal ik je eerst nog vertellen wat ik gedaan heb.
Er zijn al weer heel veel dagen voorbij sinds mijn vorig verhaaltje. Ik begin nu al echt een beer te worden. Nou ja, dat was ik al hoor, maar weet je als je zo klein bent noemen ze je beertje net als een klein mensje, dat noemen ze baby. Ik voel me nu al een beer, zoals jij je al een grote meid of grote jongen voelt.
Vandaag mocht ik met Bas de tuin in. Ze hebben hier een hele grote tuin met heel veel bomen en wie weet komen daar ook later wel bessen aan. Misschien denk je waarom zegt hij dat, nou weet je, beren zijn gek op bessen, die vinden ze heel erg lekker.
Ik krijg nu ook bessen te eten, dus niet alleen maar melk. Maar goed, ik ging dus met Bas naar buiten. Wij hadden afgesproken dat we samen zouden gaan spelen.
Toen we in de tuin aankwamen keek ik mijn ogen uit. Wat een mooie tuin. Hier konden wij heerlijk rondrennen en elkaar in de poten bijten. Niet echt hoor dat spelen we maar. Bas vindt dat helemaal niet erg, hij weet nu dat het een berenspelletje is.
We hadden een hele tijd gespeeld toen ik ineens allemaal water in de tuin zag. Bas vertelde mij dat het een vijver is. Een vijver? Wat is dat nou weer?
Bas zei een vijver is een kuil waar water in zit en soms groeien er ook planten in.
Maar dit was een hele speciale vijver. In deze vijver zag ik allemaal oranje dingen en een geel ding. Toen ik Bas vroeg wat dat was zei hij pas maar op daar mag je niet aankomen want dat is van mijn baasje. Die oranje dingen die je ziet drijven dat zijn vissen. Ik keek eens heel goed. Vissen? Kun je dat eten? Volgens mij kreeg ik dat ook wel eens. Maar waarom hadden ze die in een vijver? Misschien voor mij om ze te vangen. Ik ging met mijn poot in het water, heel voorzichtig. Bah dat was koud en de vissen waren zomaar verdwenen. Nou maar even wachten misschien kwamen ze wel terug.
Ik ging dus rustig aan de kant zitten. Hé, wat zag ik daar nou? Een gele ronde vis? Dat was een vreemd dier. Maar die zat helemaal aan de andere kant van de vijver. Mijn geduld werd beloond want na een tijdje kwamen de vissen er weer aan, dus kon ik opnieuw proberen ze te vangen. Grrr, daar kwam Bas aan. Wat doe je nou zei hij, dat mag je niet doen want die kun je niet opeten die zijn van mijn baas. Oh, ik wilde geen ruzie met Bas dus ging ik ze niet vangen, maar die gele mag ik die dan proberen te vangen Bas? Bas hoorde mij al niet meer, hij had zijn bot gevonden die hij een dag eerder in de tuin begraven had. Nou als je niks zegt dan mag het volgens mij wel. De gele vis lag aan de andere kant in het water, ik durfde niet in het water te springen dus moest er een andere manier zijn om er bij te komen.
Ik dacht en dacht, dit had ik natuurlijk nog niet eerder meegemaakt. Hoe kwam ik nu bij die vis. Toen wist ik het. Als hij aan de andere kant ligt moet ik zorgen dat ik ook aan de andere kant kom. Maar daar stonden allemaal boompjes. Toch maar proberen. Ik ben nog niet zooo groot dus kon ik tussen de struiken komen. Het was wel een beetje moeilijk en zo af en toe deed ik mij een beetje pijn, maar ik ben toch een beer, dus niet zeuren.
Ha, nu stond ik aan de andere kant van de vijver heel dicht bij de gele vis. Even heel voorzichtig met mijn poot voelen, brr het was nog steeds koud maar niet zo koud meer als eerst. Als ik nu probeerde met mijn poot de vis naar mij toe te halen…….
Ik sloeg in het water, maar wat zag ik de vis ging half onder water. Dat was vreemd. Ik moest dus wel het water in om hem te pakken. Brrr zou ik dat wel doen. Even denken, even wachten tot ik helemaal warm was van de zon en dan zou ik een duik nemen. Eén – – twee— daar ging ik, ik nam een flinke duik in het water midden op de vis. Maar wat was dat nou? De vis was verdwenen! Hoe kon dat nou? Zo snel kon de vis toch niet weg zwemmen ik was boven op hem gesprongen. Nu moest ik zwemmen om weer aan de kant te komen. Maar o wee, wie kwam daar aan? Bas had alles gezien en was heel hard gaan blaffen en toen kwam Elsje er aan rennen. Bobbie zei ze wat heb je nu gedaan! Je mag niet in de vijver komen, zeg Bas had je niet beter op Bobbie kunnen passen. Ze had mij inmiddels opgepakt en mee in huis genomen. Ik bibberde van de kou. Bah, wat was ik nat dat vond ik helemaal niet leuk. Bas kwam met zijn staart tussen zijn poten achter ons aan lopen. Bas voelde zich een beetje schuldig, maar ik denk dat hij zijn bot zo lekker vond dat hij nooit meer aan mij gedacht heeft. Ik werd afgedroogd en met heel veel warme wind helemaal droog gemaakt. Zo zei Els ik zal je maar met de föhn drogen, föhn? Weet ik veel wat een föhn is.
We mochten nu niet meer naar buiten. Bas kroop in zijn mand en ik ben maar bij hem gaan liggen. Later heb ik aan Bas gevraagd hoe het kon dat die vis ineens verdwenen was terwijl ik toch bovenop hem gesprongen ben. Bas zei, domme Bobbie, je moet nog veel leren. Dat was geen vis maar een mooie gele bal die aan de lucht staat en ons lekker warm maakt. Die bal weerspiegelt in het water. Hè, nou het zal wel maar ik begrijp het nog niet echt. Begrijp jij wat Bas bedoelt? Nou en anders weten je vader of je moeder misschien wat hij bedoelt. Vertel je het me nog een keer?
Zo, ik ben nu zo moe geworden van dit avontuur en jij denk ik ook wel. Tot een volgende keer hè.

 

EEN NIEUWE DAG

Ohhh wat heb ik lekker geslapen zeg. Ik droomde van de mooie gele bal die ik toch gevangen had. Maar toen ik hem op wilde eten vloog hij zomaar weg en stond hij weer in de lucht en de lucht was heel erg zwart geworden net of hij boos was. Toen merkte ik dat ik wakker was en…..heel raar ik zag dat de lucht echt heel zwart was en dat de gele bal hoog boven mij aan de lucht stond. Vreemd hè, zou ik het dan niet gedroomd hebben? Straks maar even aan Bas vragen. Of weet jij misschien hoe het kan?

Vandaag ga ik uit, ja echt ik ga wandelen samen met Bas, dat hebben wij afgesproken. Niet tegen Elsje zeggen hoor want ik heb het niet aan haar verteld omdat het dan misschien niet mag. Wat zeg je, moet ik dat wel doen. Oké als we terug zijn zal ik het zeggen, maar jij gaat me nu niet verraden hè.

Gisteren webben we afgesproken dat we een eindje in het bos gaan wandelen. Bas zegt dat het daar heel mooi is en dat we daar heerlijk kunnen rennen en spelen. Ik ben toch zooo nieuwsgierig.

Daar komt Elsje al aan ik denk dat zij ons zo eten brengt. Ja hoor ik zie al lekkere worteltjes en een krop andijvie. Bas heeft mij verteld wat het was want ik wist wel dat het lekker was maar niet hoe het heette. Die Bas is zo knap en hij weet zo veel.

Bas krijgt brokken dat vindt hij ook lekker. Som krijgt hij ook nog een lekkere bot om op te kluiven.

“Dag Bobbie en Bas kijk eens wat ik voor jullie heb? Vandaag krijgen jullie iets extra lekkers. Bobbie ik heb voor jou als toetje een bakje honing dat vind je toch zo lekker en Bas krijgt als toetje een paar koekjes.

Ik ga jullie vandaag de hele dag verwennen want het is dierendag en dan verwennen de mensen alle dieren”.

Bas begint van blijdschap te blaffen, ik grom maar een beetje in mijzelf want als ik het hardop doe worden de mensen bang. Toch lief van Elsje dat ze ons vandaag zo verwent.

Oh oh oh wat smullen wij, onze buikjes zijn weer helemaal vol en tevreden gaan wij even genieten van die mooie gele bal. Ja je gelooft het of niet maar die bal maakt ons warm. Natuurlijk is hij niet zo warm meer als een tijdje geleden, toen was het zomer zeggen de mensen en in de zomer is het vaak warm dan lig ik te puffen en zoek ik een plaatsje op waar die gele bal niet bij kan komen. Maar nu wordt het al wat kouder en dan is het natuurlijk heerlijk als de zon (zo heet die gele bal vertelde Bas mij) schijnt en je lekker warm maakt.

Ik ga straks maar even met Bas praten wanneer we een wandeling gaan maken, eerst even rusten van het eten.

“Baaaas, Booobie, waar zijn jullie”.  Dat is Elsje, Elsje roept ons, kom Bas. Bas heeft geen zin, hij is een beetje lui maar dat mag niet want wij zouden gaan wandelen. Kom op Bas we moeten eerst naar Elsje.

“Bas en Bobbie, ik moet even boodschappen doen maar jullie mogen wel in de tuin blijven want het is mooi weer. Ik ben zo weer terug”.

Daar gaat Elsje, op de fiets. Ze gaat natuurlijk weer lekkers voor ons halen. Elsje is zo lief voor ons, niet alleen vandaag hoor maar altijd. Elsje zorgt heel goed voor ons.

Bas sjokt weer de tuin in en ik loop achter hem aan. Bas is wel erg sloom vandaag, ik pak zijn staart omdat ik met hem wil spelen. Ik doe hem geen pijn hoor maar wil hem alleen even laten weten dat ik met hem wil spelen. Bas vindt dat niet leuk, hij zegt grrr. Wat is dat nou? Ik laat snel los en loop bang weg. Wil Bas mij bijten? We zijn toch vriendjes? Ik begrijp het niet.

Bas ziet dat ik verdrietig weg loop en komt snel achter mij aan. “Zo bedoelde ik het niet hoor”, zegt hij, “maar je moet niet in mijn staart bijten dat vind ik niet leuk.”  “Oké Bas, ik zal het niet meer doen, alleen maar als we aan het spelen zijn, dan mag het toch wel?” Bas sjokt verder.

“Zeg Bas”, hij luister niet. “Zeg Bas luister nu eens, wij zouden toch gaan wandelen, dat heb jij gisteren beloofd”. Bas kijkt om en zucht, ja hij heeft het beloofd maar hij heeft er eigenlijk helemaal geen zin in en trouwens Elsje is ook weg en dan moeten zij in de tuin blijven. “Bas, waarom zeg je nu niets, heb je geen zin meer?” Bobbie kijkt teleurgesteld, hij had zich er zo op verheugd en nu gaat het misschien niet door. “Ja, hoor eens Bobbie, jij weet net zo goed als ik dat we niet weg mogen gaan als Elsje weg is.” “Ja, maar”, zegt Bobbie, “misschien blijft ze wel heel lang weg en dan kan het niet meer.” Dan kan het niet meer? Wacht eens als ze heel lang weg blijft zijn we natuurlijk al weer terug en heeft ze er niets van gemerkt. Bas denkt heel goed na. Zullen ze dan toch maar gaan? Bas komt naar Bobbie toe en zegt: “Luister eens Bobbie, eigenlijk mogen wij nu niet weg maar als we nu heel even weg gaan merkt Elsje het niet want wij zijn vast eerder terug dan Elsje, maar dan blijven wij niet zo lang weg hoor!” Oké, we gaan wandelen al is het maar even toch iets meer zien dan alleen de tuin. Het is wel een grote tuin hoor en er is van alles te beleven maar als beer wil je toch ook wel eens buiten de tuin kijken? Bas vindt het niet zo spannend die is al veel vaker buiten de tuin geweest en die weet precies de weg dus wij verdwalen niet. Bobbie maakt een sprongetje. Bas en Bobbie lopen naar de achterkant van de tuin. De tuin grenst aan het bos dus ze hoeven alleen maar daar heen te lopen en ze zijn in het bos, dat denken ze tenminste. Als Bas en Bobbie aan het eind van de tuin komen (zo ver zijn ze nog nooit geweest want dan riep Elsje ze terug) komen ze voor een verrassing te staan. Ze dachten dat ze zo het bos in konden lopen maar ze lopen tegen een muur aan. Bah nu kunnen ze niet verder. Bas loopt langs de muur maar nergens is een gaatje te vinden. Dat is even pech. Hoe moeten ze nu in het bos komen? Bas heeft verteld dat er in het bos mooie bomen staan met heerlijke bessen die Bobbie vast lekker vindt. Bas gaat zitten, Bobbie gaat zitten, ze kijken elkaar aan en gaan heel goed nadenken. Opeens krijgt Bas een idee. Bobbie wij moeten wel even aan het werk maar ik weet hoe wij over de muur kunnen komen. Luister maar. Bas fluistert Bobbie wat in zijn oor. Ja een super idee is het die Bas weet altijd overal raad op.

Achter in de tuin liggen een hoop takken. Die takken komen van de bomen die gesnoeid zijn. Els laat die takken altijd in de winter liggen want dan kunnen de egeltjes er een nestje maken voor de winter. De egels slapen namelijk de hele winter en dan moeten ze natuurlijk wel een warm nestje hebben. Later gooit ze er ook nog bladeren op dan wordt het nog warmer voor de egeltjes. Bobbie pakt een paar takken in zijn bek. Wat doe je nou Bobbie, die moeten daar toch blijven liggen. Even later begint ook Bas met takken te sjouwen. Pfff hij krijgt het er warm van. Na een poosje liggen er heel veel takken tegen de muur aan. Bas zit met zijn kop schuin te kijken of het hoog genoeg is. “We moeten er nog een paar takken bij hebben Bobbie”, zegt Bas en hij begint nog meer takken te zoeken. Nu hebben ze genoeg takken. Bas gaat boven op de hoop takken staan en kijkt of hij met zijn voorpoten bij de muur kan komen. Ja het lukt! “Kom Bobbie, klim er ook maar op, ik zal je wel helpen.” Bobbie klimt boven op de takken en zet zijn voorpoten ook op de muur. “Kom Bobbie, springen, ik geef je wel een duw.” Daar gaat Bobbie, hij vliegt over de muur en komt met een pof op de grond neer. Gelukkig is de grond zacht en heeft hij zich geen pijn gedaan. Bobbie kijkt gespannen naar de muur, zou het Bas ook lukken?

Bobbie loopt snuffelend een eindje het bos in. Wat is het hier mooi, denkt hij. Ineens hoort hij plof, daar valt Bas op de grond, het is gelukt!  Ze kunnen in het bos gaan wandelen.

Oh….Bas en Bobbie wat hebben jullie nu gedaan, hoe komen jullie nu weer in de tuin, daar liggen geen takken en je kunt zo niet over de muur klimmen. Maar daar denken Bas en Bobbie niet aan, ze denken nu alleen maar aan wandelen in het bos.

IN HET BOS

Bas snuffelt aan de struiken die in het bos staan en loopt een eindje het bos in. “Kom Bobbie”, zegt Bas, “ga je mee”. Hij rent al vooruit maar Bobbie wil eerst eens goed kijken hoe alles er uit ziet.
Bobbie is een beetje bang, hij ziet hier zoveel nieuwe dingen. Hij kijkt eens naar de muur waar ze overheen geklommen zijn en wil eigenlijk graag weer terug. Bas blaft naar een vogel die vlak voor zijn neus weg vliegt, hij kijkt eens om waar Bobbie blijft. Hè schiet nou toch eens op denkt hij. Hij sjokt maar weer terug naar Bobbie en geeft hem een lik. “Kom je nou mee of blijf je hier staat?” vraagt Bas. Nu komt ook Bobbie in beweging, hij zal wel moeten want terug kan hij niet. Na een poosje is ook Bobbie de tuin vergeten en ze rennen door het bos.
De zon gluurt door de boven en denkt wat is dat nou daar in het bos? Zou dat een paar nieuwe dieren zijn? Ik heb ze nog niet eerder gezien en let toch heel erg op alle dieren. Ze houden van mij want ik zorg er voor dat ze het niet koud hebben. Maar ze moeten dan wel vriendelijk zijn en niet zeuren want anders verdwijn ik weer en gaat het regenen.
Bas en Bobbie rennen achter een vlinder aan die danst in de lucht. Bas springt omhoog maar kan hem niet te pakken krijgen. Bobbie probeert het ook maar voor hij zijn pootjes van de grond heeft ploft hij al weer neer. “Nee Bobbie”, zegt Bas “dat moet jij niet doen, jij mag wel proberen op je achterpootjes te staan maar springen kun je niet”. Bobbie denkt pff waarom zou ik het niet kunnen?
Bas denkt dat hij alles kan. Dan ziet hij plotseling een rare hond lopen. Bas trekt Bobbie aan zijn staart en zegt: “Ssst, stil zijn, dat is een vos, het is geen hond”. Hij trekt Bobbie in een droge sloot zodat de vos hen niet ziet. “Als hij jou ziet gaat hij jou vast bijten, dus stil zijn”, commandeert Bas. Bobbie gaat plat op de grond liggen met zijn pootjes over zijn ogen. Bas houdt de wacht. Gelukkig ruikt de vos ons niet, denkt hij. De vos heeft het veel te druk en na een poosje is “de kust” weer veilig en kunnen ze hun weg vervolgen. Er zijn zoveel bijzondere dingen in het bos te zien, zodat ze de tijd vergeten. Ze wilden maar een klein stukje het bos in en dan weer naar huis voor iedereen weer thuis was, maar het begint al donker te worden. De zon lacht hen uit en denkt “Je zult het straks een tijd zonder mij moeten doen”.